Verkorte product informatie

Opdivo
Verkorte productinformatie OPDIVO 10 mg/ml concentraat voor oplossing voor infusie.
Samenstelling: Elke ml concentraat voor oplossing voor infusie bevat 10 mg…
Verkorte productinformatie OPDIVO 10 mg/ml concentraat voor oplossing voor infusie.
Samenstelling: Elke ml concentraat voor oplossing voor infusie bevat 10 mg nivolumab. Eén injectieflacon van 4 ml bevat 40 mg nivolumab. Eén injectieflacon van 10 ml bevat 100 mg nivolumab. Eén injectieflacon van 12 ml bevat 120 mg nivolumab. Eén injectieflacon van 24 ml bevat 240 mg nivolumab. Farmacotherapeutische categorie: antineoplastische middelen, monoklonale antilichamen. ATC-code: L01XC17. Indicaties: Melanoom: als monotherapie of in combinatie met ipilimumab voor de behandeling van gevorderd (inoperabel of gemetastaseerd) melanoom bij volwassenen en adolescenten van 12 jaar en ouder. In vergelijking met nivolumab monotherapie is een toename in progressievrije overleving (PFS) en totale overleving (OS) voor de combinatie van nivolumab met ipilimumab alleen aangetoond bij patiënten met lage tumor-PD-L1-expressie (zie volledige SmPC voor meer informatie). Adjuvante behandeling van melanoom: als monotherapie voor de adjuvante behandeling van volwassenen en adolescenten van 12 jaar en ouder met stadium IIB of IIC melanoom of melanoom waarbij de lymfeklieren betrokken zijn of in geval van gemetastaseerde ziekte waarbij volledige resectie is uitgevoerd. Niet-kleincellige longkanker (NSCLC): in combinatie met ipilimumab en 2 cycli van platina bevattende chemotherapie voor de eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerde niet-kleincellige longkanker bij volwassenen met tumoren zonder sensibiliserende EGFR‑mutatie of ALK‑translocatie. Als monotherapie voor de behandeling van lokaal gevorderde of gemetastaseerde niet-kleincellige longkanker, na eerdere behandeling met chemotherapie bij volwassenen. Neoadjuvante behandeling van NSCLC: OPDIVO is in combinatie met platina bevattende chemotherapie geïndiceerd voor neoadjuvante behandeling van reseceerbare niet‑kleincellige longkanker met een hoog risico op terugkeer van de ziekte bij volwassen patiënten met tumoren met PD‑L1-expressie ≥ 1% (zie rubriek 5.1 voor selectiecriteria). Maligne pleuraal mesothelioom (MPM): in combinatie met ipilimumab voor de eerstelijnsbehandeling van volwassen patiënten met inoperabel maligne pleuraal mesothelioom. Niercelcarcinoom (RCC): als monotherapie voor de behandeling van gevorderd niercelcarcinoom na eerdere behandeling bij volwassenen. In combinatie met ipilimumab geïndiceerd voor de eerstelijnsbehandeling van gevorderd niercelcarcinoom met intermediair/ongunstig risicoprofiel bij volwassenen. In combinatie met cabozantinib voor de eerstelijnsbehandeling van gevorderd niercelcarcinoom bij volwassenen. Klassiek Hodgkin-lymfoom (cHL): als monotherapie voor de behandeling van volwassen patiënten met recidiverend of refractair cHL na autologe stamceltransplantatie (ASCT) en behandeling met brentuximab vedotin. Plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied (SCCHN): als monotherapie voor de behandeling van terugkerend of gemetastaseerd plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied bij volwassenen die progressie vertonen tijdens of na behandeling met platina bevattende therapie. Urotheelcarcinoom (UC): in combinatie met cisplatine en gemcitabine geïndiceerd voor de eerstelijnsbehandeling van volwassen patiënten met inoperabel of gemetastaseerd urotheelcarcinoom. Als monotherapie voor de behandeling van lokaal gevorderd inoperabel of gemetastaseerd urotheelcarcinoom bij volwassenen na falen van eerdere platina bevattende therapie. Als monotherapie voor de adjuvante behandeling van volwassen patiënten met spierinvasief urotheelcarcinoom (MIUC) met een tumorcel-PD-L1-expressie ≥ 1% en een hoog risico op terugkeer van de ziekte na radicale resectie van MIUC. Mismatch-repair-deficiënt (dMMR) of microsatellietinstabiliteit-hoog (MSI-H) colorectaalcarcinoom (CRC): in combinatie met ipilimumab voor de behandeling van volwassen patiënten met mismatch-repair-deficiënt of microsatellietinstabiliteit-hoog colorectaalcarcinoom in de volgende omstandigheden: eerstelijnsbehandeling van inoperabel of gemetastaseerd colorectaalcarcinoom; behandeling van gemetastaseerd colorectaalcarcinoom na eerdere behandeling met fluoropyrimidine-bevattende chemotherapie.
Oesofageaal plaveiselcelcarcinoom (OSCC): in combinatie met ipilimumab voor de eerstelijnsbehandeling van volwassen patiënten met inoperabel, gevorderd, terugkerend of gemetastaseerd oesofageaal plaveiselcelcarcinoom met een tumorcel-PD-L1-expressie ≥ 1%. In combinatie met fluoropyrimidine- en platina bevattende chemotherapie voor de eerstelijnsbehandeling van volwassen patiënten met inoperabel, gevorderd, terugkerend of gemetastaseerd oesofageaal plaveiselcelcarcinoom met een tumorcel-PD-L1-expressie ≥ 1%. Als monotherapie voor de behandeling van volwassen patiënten met inoperabel, gevorderd, terugkerend of gemetastaseerd oesofageaal plaveiselcelcarcinoom na eerdere behandeling met fluoropyrimidine- en platina bevattende chemotherapie. Adjuvante behandeling van carcinoom van de oesofagus of gastro-oesofageale overgang (OC of GEJC): als monotherapie voor de adjuvante behandeling van volwassen patiënten met carcinoom van de oesofagus of gastro-oesofageale overgang die na eerdere neoadjuvante behandeling met chemoradiotherapie nog pathologische restziekte hebben. Adenocarcinoom van de maag, gastro-oesofageale overgang (GEJ) of oesofagus: in combinatie met fluoropyrimidine- en platina bevattende chemotherapie geïndiceerd voor de eerstelijnsbehandeling van volwassen patiënten met HER2‑negatief gevorderd of gemetastaseerd adenocarcinoom van de maag, gastro-oesofageale overgang of oesofagus en bij wie de tumoren PD‑L1‑expressie vertonen met een CPS (combined positive score) ≥ 5. Hepatocellulair carcinoom (HCC):
OPDIVO is in combinatie met ipilimumab geïndiceerd voor de eerstelijnsbehandeling van volwassen patiënten met inoperabel of gevorderd hepatocellulair carcinoom. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de hulpstoffen. Waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen: Zie ook SmPC van de andere combinatiemiddelen indien nivolumab in combinatie wordt gebruikt. Bij het beoordelen van de PD-L1-status van de tumor, is het belangrijk dat dat gebeurt op basis van een goed gevalideerde en robuuste methodologie. Bij het beoordelen van de MSI‑H en dMMR‑status van de tumor, is het belangrijk dat dat gebeurt op basis van een goed gevalideerde en robuuste methodologie. Immuungerelateerde bijwerkingen traden frequenter op wanneer nivolumab werd toegediend i.c.m. ipilimumab vergeleken met nivolumab als monotherapie. Immuungerelateerde bijwerkingen traden op met vergelijkbare frequenties wanneer OPDIVO werd toegediend in combinatie met cabozantinib, als bij nivolumab als monotherapie. De meeste immuungerelateerde bijwerkingen verbeterden of verdwenen bij de juiste behandeling of aanpassingen in de behandeling. Immuungerelateerde bijwerkingen die optreden in meer dan één lichaamsdeel kunnen gelijktijdig ontstaan. Cardiale en pulmomale bijwerkingen, waaronder longembolie zijn ook gemeld bij combinatiebehandeling. Patiënten moeten vooraf en tijdens de behandeling voortdurend worden gemonitord op cardiale en pulmonale bijwerkingen, alsook op klinische tekenen, symptomen en laboratoriumafwijkingen die kunnen duiden op verstoringen in de elektrolytenbalans en uitdroging. Nivolumab en ipilimumab moeten worden gestaakt in geval van levensbedreigende of opnieuw optredende ernstige cardiale en pulmonale bijwerkingen. Patiënten moeten voortdurend worden gemonitord (tot minstens 5 maanden na de laatste dosis) omdat een bijwerking met nivolumab of nivolumab i.c.m. ipilimumab op ieder moment tijdens of na staken van de behandeling kan optreden. In geval van verdenking van immuungerelateerde bijwerkingen, dient een adequate evaluatie te worden uitgevoerd om etiologie te bevestigen of andere oorzaken uit te sluiten. Op basis van de ernst van de bijwerking, moet nivolumab of nivolumab i.c.m. ipilimumab worden gestaakt en corticosteroïden worden toegediend. Nivolumab of nivolumab i.c.m. ipilimumab dient niet te worden hervat zolang de patiënt immunosuppressieve doses corticosteroïden of een andere immunosuppressieve behandeling ontvangt. Om opportunistische infecties te voorkomen bij patiënten die een immunosuppressieve behandeling krijgen, moeten profylactische antibiotica worden gebruikt. Nivolumab of nivolumab i.c.m. ipilimumab moet permanent worden gestaakt in geval van iedere ernstige immuungerelateerde bijwerking die opnieuw optreedt en bij iedere levensbedreigende immuungerelateerde bijwerking. (Gedetailleerde richtlijnen voor het behandelen van immuungerelateerde bijwerkingen staan beschreven in de volledige SmPC.) Elke ml van dit geneesmiddel bevat 0,1 mmol (of 2,5 mg) natrium. Inname van natrium kan variëren als natriumchloride wordt gebruikt voor de verdunningsstappen. Dit dient in overweging te worden genomen bij de behandeling van patiënten op een natriumarm dieet. Artsen dienen bij melanoompatiënten met snel progressieve ziekte, bij niet-plaveiselcel NSCLC-patiënten en SCCHN-patiënten met slechtere prognostische kenmerken en/of aggressieve ziekte en bij OSCC-patiënten rekening te houden met het vertraagde effect van nivolumab voordat behandeling wordt gestart. Bij NSCLC, subtype niet-plaveiselcelcarcinoom, en bij SCCHN werd er binnen 3 maanden een hoger aantal overlijdens waargenomen bij nivolumab vs. docetaxel. Factoren die geassocieerd worden met vroege overlijdens bij NSCLC waren slechtere prognostische factoren en/of aggressievere ziekte, gecombineerd met lage of geen PD-L1-expressie van de tumor. Factoren die geassocieerd worden met vroege overlijdens bij SCCHN waren ECOG performance status, snel progressieve ziekte na eerdere platina bevattende behandeling en hoge tumorlast. Bij OSCC na eerdere eerstelijnsbehandeling met chemotherapie werd een hoger aantal overlijdens waargenomen binnen 2,5 maand vs. chemotherapie. Bij eerstelijnsbehandeling van OSCC werd binnen 4 maanden een hoger aantal overlijdens waargenomen bij nivolumab in combinatie met ipilimumab vergeleken met chemotherapie. In vergelijking met nivolumab monotherapie is er alleen een toename in PFS voor nivolumab i.c.m. ipilimumab aangetoond bij melanoompatiënten met lage tumor-PD-L1-expressie. De verbetering in OS was gelijk voor nivolumab in combinatie met ipilimumab en nivolumab als monotherapie bij patiënten met een hoge tumor-PD-L1-expressie (PD- L1 ≥ 1%). Voor aanvang van de behandeling met de combinatie, worden artsen geadviseerd om de individuele patiënt- en tumorkarakteristieken nauwkeurig te beoordelen, waarbij de waargenomen voordelen en toxiciteit van de combinatie in vergelijking met nivolumab monotherapie in overweging moet worden genomen. Wanneer nivolumab in combinatie met cabozantinib werd gegeven, werden hogere aantallen graad 3 en 4 ALAT- en ASAT-verhogingen gemeld in vergelijking met nivolumab monotherapie. Leverenzymen moeten vóór aanvang en periodiek gedurende de behandeling worden gecontroleerd. Complicaties van allogene HSCT bij cHL: Er zijn gevallen van acute “graft-versus-host-disease” (GVHD) en aan de transplantatie gerelateerde mortaliteit (TRM) waargenomen tijdens de follow-up van patiënten met cHL die een allogene HSCT hebben ondergaan na eerdere blootstelling aan nivolumab. Bij patiënten die behandeld waren met nivolumab na allogene HSCT, werd snel optredende en ernstige GVHD in post-marketing setting gemeld, waarvan in sommige gevallen met fatale afloop. De behandeling met nivolumab kan het risico op ernstige GVHD en overlijden verhogen bij patiënten die eerdere allogene HSCT hebben ondergaan, voornamelijk bij een medische voorgeschiedenis van GVHD. Artsen dienen rekening te houden met het vertraagde effect van nivolumab in combinatie met ipilimumab voordat behandeling wordt gestart bij patiënten met slechtere prognostische kenmerken en/of agressieve ziekte. Bijwerkingen: Nivolumab monotherapie: de meest gemelde bijwerkingen zijn (≥ 10%) vermoeidheid (44%), pijn aan het skeletspierstelsel (28%), diarree (26%), rash (24%), hoesten (22%), misselijkheid (22%), pruritus (19%), verminderde eetlust (17%), artralgie (17%), constipatie (16%), dyspneu (16%), buikpijn (15%), bovensteluchtweginfectie (15%), pyrexie (13%), hoofdpijn (13%), anemie (13%) en braken (12%). De meerderheid van de bijwerkingen was licht tot matig in ernst (graad 1 of 2). De incidentie van bijwerkingen van graad 3‑5 was 44%, met 0,3% fatale bijwerkingen die zijn toe te schrijven aan het onderzoeksmiddel. Met een minimale follow‑up van 63 maanden in NSCLC zijn er geen nieuwe veiligheidssignalen gevonden. Nivolumab in combinatie met ipilimumab (met of zonder chemotherapie): de meest voorkomende bijwerkingen (≥ 10%) waren vermoeidheid (47%), diarree (35%), rash (37%), misselijkheid (27%), pruritus (29%), skeletspierstelselpijn (26%), pyrexie (23%), verminderde eetlust (22%), hoesten (21%), buikpijn (18%), braken (18%), constipatie (18%), artralgie (18%), dyspneu (17%), hypothyreoïdie (16%), hoofdpijn (15%), bovensteluchtweginfectie (13%), oedeem (13%) en duizeligheid (10%). De incidentie van bijwerkingen van graad 3‑5 was 66% voor nivolumab in combinatie met ipilimumab (met of zonder chemotherapie), waarvan 1,0% van de fatale bijwerkingen die zijn toe te schrijven aan het onderzoeksmiddel. Onder patiënten die behandeld werden met nivolumab 1 mg/kg in combinatie met ipilimumab 3 mg/kg voor melanoom, werden vermoeidheid (62%), rash (57%), diarree (52%), misselijkheid (42%), pruritus (40%), pyrexie (36%) en hoofdpijn (26%) gemeld met een incidentie van ≥ 10% hoger dan de incidenties gerapporteerd in de gepoolde dataset van nivolumab in combinatie met ipilimumab (met of zonder chemotherapie). Onder patiënten die behandeld werden met nivolumab 360 mg in combinatie met ipilimumab 1 mg/kg en chemotherapie voor NSCLC, werden anemie (32%) en neutropenie (15%) gemeld met een incidentie van ≥ 10% hoger dan de incidenties gerapporteerd in de gepoolde dataset van nivolumab in combinatie met ipilimumab (met of zonder chemotherapie). Nivolumab in combinatie met chemotherapie: De vaakst gemelde bijwerkingen zijn (≥ 10%) misselijkheid (51%), vermoeidheid (41%), perifere neuropathie (34%), verminderde eetlust (32%), constipatie (31%), diarree (30%), braken (26%), stomatitis (19%), buikpijn (19%), rash (19%), skeletspierstelselpijn (18%), pyrexie (17%), oedeem (waaronder perifeer oedeem) (13%), hoesten (12%), pruritus (11%) en hypoalbuminemie (10%). De incidentie van graad 3‑5 bijwerkingen was 72% voor nivolumab in combinatie met chemotherapie, waarvan 1,3% bijwerkingen met fatale afloop die konden worden toegeschreven aan nivolumab in combinatie met chemotherapie. Mediane duur van de behandeling was 6,44 maanden (95%-BI: 5,95, 6,80) voor nivolumab in combinatie met chemotherapie, 4,34 maanden (95%-BI: 4,04, 4,70) voor chemotherapie voor adenocarcinoom van de maag, GEJ of oesofagus, of OSCC en 7,39 maanden (95%‑BI: 7,06, 8,38) voor urotheelcarcinoom. Voor reseceerbare NSCLC kreeg drieënnegentig procent (93%) van de patiënten 3 cycli van nivolumab in combinatie met chemotherapie.
Nivolumab in combinatie met cabozantinib: De meest voorkomende bijwerkingen zijn (≥ 10%) diarree (64,7%), vermoeidheid (51,3%), palmoplantair erythrodysesthesiesyndroom (40,0%), stomatitis (38,8%), pijn in het skeletspierstelsel (37,5%), hypertensie (37,2%), rash (36,3%), hypothyreoïdie (35,6%), verminderde eetlust (30,3%), misselijkheid (28,8%), buikpijn (25,0%), dysgeusie (23,8%), bovensteluchtweginfectie (20,6%), hoesten (20,6%), pruritus (20,6%), arthralgie (19,4%), braken (18,4%), dysfonie (17,8%), hoofdpijn (16,3%), dyspepsie (15,9%), duizeligheid (14,1%), constipatie (14,1%), pyrexie (14,1%), oedeem (13,4%), spierspasmen (12,2%), dyspneu (11,6%), proteïnurie (10,9%) en hyperthyreoïdie (10,0%). De incidentie van bijwerkingen van graad 3‑5 was 78%, met 0,3% fatale bijwerkingen die zijn toe te schrijven aan het onderzoeksmiddel.
Afleverstatus: U.R. Vergoeding en prijzen: zie de G-standaard. Voor volledige productinformatie, zie Samenvatting van de Productkenmerken (SmPC) op https://www.bms.com/nl. Bristol-Myers Squibb B.V., Orteliuslaan 1000, 3528 BD Utrecht, versie maart 2025 (SmPC februari 2025).
Yervoy
Verkorte productinformatie YERVOY 5 mg/ml concentraat voor oplossing voor infusie
Samenstelling: Elke ml concentraat bevat 5 mg ipilimumab. Eén 10 ml injectieflacon bevat 50 mg ipilimumab. Eén 40…
Verkorte productinformatie YERVOY 5 mg/ml concentraat voor oplossing voor infusie
Samenstelling: Elke ml concentraat bevat 5 mg ipilimumab. Eén 10 ml injectieflacon bevat 50 mg ipilimumab. Eén 40 ml injectieflacon bevat 200 mg ipilimumab. Farmacotherapeutische categorie: Antineoplastische middelen, monoklonale antilichamen ATC-code: L01XC11. Indicatie: als monotherapie of in combinatie met nivolumab voor de behandeling van (inoperabel of gemetastaseerd) melanoom in een gevorderd stadium bij volwassenen en adolescenten van 12 jaar en ouder. In vergelijking met nivolumab monotherapie is een toename in progressievrije overleving (PFS) en totale overleving (OS) voor de combinatie van nivolumab met ipilimumab alleen aangetoond bij patiënten met lage tumor PD-L1 expressie. Niercelcarcinoom (RCC): in combinatie met nivolumab voor de eerstelijnsbehandeling van gevorderd niercelcarcinoom met intermediair/ongunstig risicoprofiel bij volwassenen. Niet-kleincellige longkanker (NSCLC): in combinatie met nivolumab en 2 cycli van platina-bevattende chemotherapie geïndiceerd voor de eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerde niet-kleincellige longkanker bij volwassenen met tumoren zonder sensibiliserende EGFR‑mutatie of ALK‑translocatie. Maligne pleuraal mesothelioom (MPM): in combinatie met nivolumab voor de eerstelijnsbehandeling van volwassen patiënten met inoperabel maligne pleuraal mesothelioom. Mismatch-repair-deficiënt (dMMR) of microsatellietinstabiliteit‑hoog (MSI-H) colorectaalcarcinoom (CRC): in combinatie met nivolumab voor de behandeling van volwassen patiënten met mismatch‑repair‑deficiënt of microsatellietinstabiliteit‑hoog colorectaalcarcinoom in de volgende omstandigheden: eerstelijnsbehandeling van inoperabel of gemetastaseerd colorectaalcarcinoom; behandeling van gemetastaseerd colorectaalcarcinoom na eerdere behandeling met fluoropyrimidine-bevattende chemotherapie. Oesofageaal plaveiselcelcarcinoom (OSCC): in combinatie met nivolumab voor de eerstelijnsbehandeling van volwassen patiënten met inoperabel, gevorderd, terugkerend of gemetastaseerd oesofageaal plaveiselcelcarcinoom met een tumorcel-PD-L1-expressie ≥ 1%. Hepatocellulair carcinoom (HCC): YERVOY is in combinatie met nivolumab geïndiceerd voor de eerstelijnsbehandeling van volwassen patiënten met inoperabel of gevorderd hepatocellulair carcinoom. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor (één van) de hulpstoffen. Waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen: Bij het beoordelen van de PD-L1-status van de tumor, is het belangrijk dat dat gebeurt op basis van een goed gevalideerde en robuuste methodologie. Bij het beoordelen van de MSI H en dMMR status van de tumor, is het belangrijk dat dat gebeurt op basis van een goed gevalideerde en robuuste methodologie. Ipilimumab is geassocieerd met inflammatoire bijwerkingen als gevolg van verhoogde of overmatige immuunactiviteit (immuungerelateerde bijwerkingen), die waarschijnlijk in verband staan met het werkingsmechanisme van ipilimumab. Immuungerelateerde bijwerkingen, die ernstig of levensbedreigend kunnen zijn, kunnen betrekking hebben op het maagdarmkanaal, de lever, de huid, het zenuwstelsel, het endocriene systeem of andere orgaansystemen. Hoewel de meeste immuungerelateerde bijwerkingen tijdens de inductie-periode optraden, werd ook gemeld dat de eerste symptomen maanden na de laatste dosis ipilimumab optraden. Tenzij er een alternatieve etiologie is vastgesteld, moeten diarree, verhoogde frequentie van de stoelgang, bloed in de ontlasting, LFT’s, rash en endocrinopathie, als inflammatoir en ipilimumab-gerelateerd, worden beschouwd. Vroege diagnose en adequate behandeling van de bijwerkingen zijn essentieel om de kans op levensbedreigende complicaties te minimaliseren. Systemische behandeling met hoge doses corticosteroïden met of zonder toegevoegde immuunonderdrukkende therapie kan nodig zijn ter bestrijding van ernstige immuungerelateerde bijwerkingen. Ipilimumab moet worden vermeden bij patiënten met ernstige actieve auto-immuunziekten waarbij verdere immuunactivering mogelijk onmiddellijk levensbedreigend kan worden en het moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij andere patiënten met een voorgeschiedenis van auto-immuunziekte. Per individuele patiënt moet een zorgvuldige baten-risico analyse worden gemaakt. Elke ml van dit geneesmiddel bevat 0,1 mmol (of 2,30 mg) natrium. Dit dient in overweging te worden genomen bij de behandeling van patiënten op een natriumarm dieet. Op basis van voorlopige studie-data wordt het gelijktijdig gebruik met vemurafenib niet aanbevolen. Voorzichtigheid is geboden als ipilimumab na vemurafenib wordt toegediend. Zie ook SmPC van nivolumab indien ipilimumab wordt gebruikt i.c.m. met nivolumab. De meeste immuungerelateerde bijwerkingen verbeterden of verdwenen bij de juiste behandeling, waaronder het starten van corticosteroïden en aanpassingen in de behandeling. Immuungerelateerde bijwerkingen traden vaker op wanneer nivolumab werd toegediend i.c.m. ipilimumab vergeleken met toediening van nivolumab als monotherapie. Cardiale en pulmonale bijwerkingen waaronder longembolie zijn ook gemeld bij combinatiebehandeling. Patiënten moeten voortdurend worden gemonitord op cardiale en pulmonale bijwerkingen, alsook op klinische tekenen, symptomen en laboratoriumafwijkingen die kunnen duiden op verstoringen in de elektrolytenbalans en uitdroging voor en periodiek tijdens de behandeling. Ipilimumab i.c.m. nivolumab moet worden gestaakt in geval van levensbedreigende of opnieuw optredende ernstige cardiale en pulmonale bijwerkingen. Patiënten moeten voortdurend worden gemonitord (tot minstens 5 maanden na de laatste dosis) omdat een bijwerking met nivolumab of nivolumab i.c.m. ipilimumab op ieder moment tijdens of na onderbreken van de behandeling kan optreden. Om opportunistische infecties te voorkomen bij patiënten die een immunosuppressieve behandeling krijgen, moeten profylactische antibiotica worden gebruikt. Ipilimumab i.c.m. nivolumab moet definitief worden gestaakt in geval van iedere ernstige immuungerelateerde bijwerking die opnieuw optreedt en voor iedere levensbedreigende immuungerelateerde bijwerking. (Gedetailleerde richtlijnen voor het behandelen van immuungerelateerde bijwerkingen staan beschreven in de volledige SmPC.) In vergelijking met nivolumab monotherapie is er alleen een toename in PFS voor de combinatie van ipilimumab met nivolumab aangetoond bij melanoompatiënten met lage tumor PD-L1 expressie. De verbetering in OS was gelijk voor ipilimumab i.c.m. nivolumab en nivolumab als monotherapie bij patiënten met een hoge tumor-PD-L1-expressie (PD- L1 ≥ 1%). Voordat de behandeling met de combinatie wordt gestart, wordt artsen geadviseerd om de individuele patiënten en eigenschappen van de tumor nauwkeurig te beoordelen, waarbij de waargenomen voordelen en toxiciteit van de combinatie in vergelijking met nivolumab als monotherapie in overweging moeten worden genomen. Artsen dienen rekening te houden met het vertraagde effect van ipilimumab i.c.m. nivolumab voordat behandeling wordt gestart bij patiënten met slechtere prognostische kenmerken en/of snel progressieve ziekte. Bijwerkingen: Bij patiënten die in MDX010‑20 3 mg/kg ipilimumab als monotherapie kregen, waren de meest gemelde bijwerkingen diarree, rash, pruritus, vermoeidheid, misselijkheid, braken, verminderde eetlust en buikpijn. De meerderheid was mild tot matig van aard (graad 1 or 2). Wanneer ipilimumab wordt gebruikt in combinatie, zie de Samenvatting van Productkenmerken van het/de andere therapeutische middelen voordat de behandeling wordt geïnitieerd. In de gepoolde dataset van ipilimumab toegediend in combinatie met nivolumab (met of zonder chemotherapie) bij verschillende tumortypes (n = 2.626) met een minimale follow up variërend van 6 tot 47 maanden, waren de meest voorkomende bijwerkingen (≥ 10%) vermoeidheid (47%), diarree (35%), rash (37%), misselijkheid (27%), pruritus (29%), skeletspierstelselpijn (26%), pyrexie (23%), verminderde eetlust (22%), hoesten (21%), abdominale pijn (18%), braken (18%), constipatie (18%), artralgie (18%), dyspneu (17%), hypothyreoïdie (16%), hoofdpijn (15%), bovensteluchtweginfectie (13%), oedeem (13%) en duizeligheid (10%). De incidentie van bijwerkingen van graad 3‑5 was 66% voor ipilimumab in combinatie met nivolumab (met of zonder chemotherapie), waarvan 1,% fatale bijwerkingen die zijn toe te schrijven aan het onderzoeksmiddel. Onder patiënten die behandeld werden met ipilimumab 3 mg/kg in combinatie met nivolumab 1 mg/kg voor melanoom, werden vermoeidheid (62%), rash (57%), diarree (52%), misselijkheid (42%), pruritis (40%), pyrexie (36%) en hoofdpijn (26%) gemeld met een incidentie van ≥ 10% hoger dan de incidenties gerapporteerd in de gepoolde dataset van ipilimumab in combinatie met nivolumab (met of zonder chemotherapie). Onder patiënten die behandeld werden met ipilimumab 1 mg/kg in combinatie met nivolumab 360 mg en chemotherapie voor NSCLC, werden anemie (32%) en neutropenie (15%) gemeld met een incidentie van ≥ 10% hoger dan de incidenties gerapporteerd in de gepoolde dataset van ipilimumab in combinatie met nivolumab (met of zonder chemotherapie). Afleverstatus: UR. Vergoeding en prijzen: zie de G-standaard. Voor volledige productinformatie, zie geregistreerde Samenvatting van de Productkenmerken. Bristol-Myers Squibb B.V., Utrecht, maart 2025. (SmPC februari 2025)

Ondersteunende materialen
Wist u dat wij nog veel meer ondersteunende materialen beschikbaar hebben voor patiënten en zorgverleners? U kunt deze materialen vinden op onze bestelservice, via onderstaande button. Hier kunt u materialen downloaden of fysiek bestellen.

Online nascholingen
Het I-O Instituut biedt sinds 2015 hoogwaardige educatie aan over immuno-oncologische behandelingen. Registreer met uw BIG-nummer en start direct een online nascholing van uw keuze.
7356-NL-2200102